Welkom bij Karin Westerink, Coaching en Training

Karin Westerink Coaching en Training

Alle moeders rijden auto

Ik was me er ooit niet zo van bewust dat ik met veel dingen in mijn leven probeerde te voldoen aan een plaatje in mijn hoofd. Zo ook met moeder zijn. Een goede moeder doet zus en zo, is zo en zo. Toen ik moeder werd, kon ik nog redelijk zien. Vier jaar daarvoor had ik te horen gekregen dat ik langzaam slechtziend zou worden als gevolg van netvliesdegeneratie. Ik reed geen auto meer, maar verder kon ik nog aardig uit de voeten. Ik werkte als communicatieadviseur en had een man die ook werkte.
Mijn moederschap is verknoopt met langzaam visueel beperkt worden en de vele verliezen die daarmee gepaard gaan. Ik verloor niet alleen de illusie dat ik kon voldoen aan een ideaalbeeld. Het verlies van gezichtsvermogen veroorzaakt een oneindige reeks aan grote en kleine andere verliezen.

Fietsen heb ik zo lang mogelijk volgehouden. De gedachte niet meer te kunnen fietsen bande ik stelselmatig uit. Ik bracht en haalde de kinderen op de fiets naar en van de crèche. Mijn oudste was ongeveer drie jaar toen hij opmerkte: Alle moeders rijden auto, alleen jij niet. Een scherpe observatie voor zo'n manneke. En midden op de zere plek.
Een keer op de terugweg van de muziekschool, met de jongste achterop de fiets, de oudste op zijn eigen fiets, zag ik een fietser niet aankomen en botste. Ik schrok enorm, viel opzij met de fiets en de jongste huilde in zijn zitje. Niets aan de hand verder, maar met trillende benen fietste ik verder. Een signaal dat het misschien niet meer kan? Maar hoe moet het dan? Gaandeweg moest ik keuzes maken. Zodra het maar enigszins kon gingen de kinderen alleen naar sport, school en muziekles. Vaak veel eerder dan hun leeftijdgenootjes. Maar het ging goed, ze waren gewoon wat eerder zelfstandig. Mijn trots op hun zelfstandigheid is echter vermengd met frustratie en verdriet over hoe ik niet de moeder kon zijn die ik wilde zijn. Een die langs de lijn bij het sporten staat, meehelpt op de vereniging, de kinderen brengt en haalt met de auto bij competitie buiten de stad. Ik voelde me schuldig dat ik dat niet kon. Daarom vermeed ik zoveel mogelijk het gesprek daarover.

Gelukkig heb ik mijn twee zoons nog kunnen voorlezen. Sprookjes, kinderrijmpjes en de broodnodige verhalen van Annie M.G. Schmidt heb ik nog kunnen lezen. Het kostte wel steeds meer moeite, dus ik ben eerder gestopt met dit voorlezen dan me lief was. Datzelfde geldt voor helpen bij huiswerk. Mijn jongste zoon heb ik in de brugklas nog kunnen overhoren door zijn Duitse woordjes onder de beeldschermloep te leggen. Hij moest dan wel de andere kant op kijken, wat hij braaf deed. Het moment echter dat de oudste ging studeren en zijn studiebeurs moest worden aangevraagd, heeft hij dit zelf gedaan. Mij kostte het te veel moeite en stress. Niet erg, want het is een natuurlijk moment van volwassen worden en eigen verantwoordelijkheid gaan dragen. Als ik goedziend was geweest had ik dat wellicht minder snel overgelaten. Maar ik had er zelf denk ik het meeste last van dat ik het moest overlaten omdat ik het zelf niet meer kon, in plaats van dat ik ervoor koos uit opvoedkundige motieven.

In de schoolvakanties kon ik vaak geen kant op. De moeders die ik kende gingen naar pretparken, dierentuinen, ballenbakken en IKEA met de kinderen. Ik kon geen auto meer rijden, dus dat soort uitstapjes vielen tot mijn frustratie af. Samen met mijn schoonzus en haar even oude kinderen maakte ik wel uitstapjes naar de dierentuin of naar balorig. Deze uitstapjes kostten echter veel energie. Ik deed mijn best om de kinderen in de gaten te houden, terwijl ik dat eigenlijk niet goed kon. Want ik had mijn ogen nodig om mijn weg te vinden. Ik liep nog niet met een stok, en ook was ik nog niet gewend om gearmd te lopen. Je best doen om als goedziende te blijven functioneren, terwijl je slechtziend bent, is heel erg vermoeiend. Maar dat wist ik allemaal nog niet. Voor mij, en ik denk voor de meesten, was het gewoon blijven doorgaan tot het echt niet meer kon.

We hielden van kamperen in de zomervakanties. Voor kleine kinderen een feest. De hele dag buiten, lekker zwemmen of dammen bouwen in het riviertje naast de camping. In het begin was het nog geen probleem. Overdag vond ik mijn weg wel naar de toiletten. En 's nachts gewoon in een emmertje in de tent plassen. Op de camping is wat aanklooien niet zo een probleem. Tot ik ging struikelen over scheerlijnen, ik mijn man niet goed meer kon helpen met de tent opzetten en het rondlopen in stadjes voor mij meer een beproeving werd. Daarna ruilden we de tent een paar keer in voor een gehuurde stacaravan.. De kinderen konden steeds meer gewoon zelf naar het zwembad, en alleen blijven op de camping terwijl wij naar een supermarché reden voor de boodschappen. Toen ook de camping niet meer leuk was, waren de jongens groot genoeg om zelf op vakantie te gaan met vrienden.

De laatste jaren van de basisschool gingen de kinderen naar naschoolse opvang. In het begin bracht en haalde ik ze daar wel, in vakanties of na mijn werk. Maar het fietsen met hun erbij kostte me steeds meer energie. Uiteindelijk regelde ik een taxi die de jongens haalde en soms ook bracht. Een ritje van niks, en het kost altijd minder dan een eigen auto. Maar ik moest wel een innerlijke drempel over voordat ik dit voor mezelf toestond. En ook hier weer: het zo anders doen en zijn dan andere ouders. Het maakte dat ik me een uitzondering voelde, wat me onzeker kon maken over mijn 'goede moeder zijn'. Juist als moeder van jonge kinderen is het prettig te kunnen delen met andere ouders. Hoe doe jij dat? Oh herken je dat ook? Het helpt je relativeren, de dingen in perspectief zien. Voor mij echter was contact maken met andere ouders lastiger, omdat alle concentratie ging naar mijn weg vinden en niet van trappen vallen, nergens tegenaan stoten. Ook veel energie ging er zitten in het me gehandicapt voelen en dat niet willen. Zelfmedelijden hebben en gevoelens van pijn en verdriet onderdrukken was mijn manier om me te handhaven. Maar het isoleerde me soms ook.

Kinderfeestjes. Al die krioelende kinderen, de bekers limonade, de bordjes met versierde cake (dat deed ik wel allemaal, cake versieren met smarties enzo). Spelletjes doen, dat ging niet, ik had geen overzicht. Op zijn beloop laten was dan mijn oplossing, hoewel het zweet over mijn rug liep,. Later met hulp van man speurtocht in huis en ook buitenshuis georganiseerd. Met een heuse schatkaart met verbrande randjes. Achteraf gezien weet ik dat kinderen met heel weinig al tevreden zijn. Maar de innerlijke dwang een goede moeder te zijn... en mijn beperking die daar levensgroot tussen stond, veroorzaakte lange tijd vooral frustratie.

Cadeautjes kopen was in toenemende mate stressvol en tijdrovend. Urenlang in de speelgoedwinkel rondlopen, zoeken naar wat de kinderen hebben aangekruist in de sinterklaasfolders of op hun verlanglijstjes hebben gezet. Ook kleren kopen werd in toenemende mate een beproeving. Toen ik een keer een beige-bruine jas dacht te hebben gekocht voor mijn oudste, en het bleek een paarse te zijn, was de tijd aangebroken dat hij het zelf ging doen. Of dat ik voor de zekerheid aan mensen in de winkel ging vragen welke kleur een kledingstuk had.
Veel tijd en energie kostte alles. En heel erg veel innerlijk lijden. Door te vergelijken, door niet te luisteren naar wat mijn lichaam aangaf, door te willen blijven doen wat ik altijd deed, door de slechtziendheid zo veel mogelijk te negeren, te ontkennen dat die er was. Ik liep wel met een herkenningsstok, maar voelde me er ontzettend zichtbaar mee. Voelde me bekeken, stom, gehandicapt. Een strijd die nog meer energie kostte.

Naarmate de kinderen ouder werden en meer zelfstandig konden, gingen mijn ogen ook gaandeweg achteruit. Het normale proces van je kinderen stukje bij beetje los laten, op eigen benen zetten, ging gelijk op met dat ik ze ook niet meer kon begeleiden. Daar ben ik dankbaar voor, dat ik dit zo geleidelijk heb mogen en kunnen doen. Het proces van loslaten aan de ene kant, en toelaten van mijn eigen beperking aan de andere kant is wel vervlochten met een voortdurend gevoel van tekortschieten. Van machteloosheid en van vechten met mezelf. Maar vooral van maximale overleving. Mijn strategie was er een van niet voelen, maar van doorgaan en aanpakken. Als het niet kan zoals het moet (en heel lang, te lang probeerde ik het zoals het moet), dan moet het maar zoals het kan. Dat was mijn motto. Maar toelaten dat ik langzaam gehandicapt werd, dat kon ik pas toen de kinderen naar de middelbare school gingen. Inmiddels was ik twee keer burnout geweest. En op mijn werk functioneerde ik niet goed meer. Toen mijn jongste naar de middelbare school ging, was ik voor mijn werk arbeidsongeschikt verklaard. Het einde van een periode.

Het moeder zijn is niet afgesloten en ook het proces van verlies zet zich voort. Toen mijn jongste in de derde klas van de middelbare school zat, deed hij mee aan een uitwisseling met Italiaanse scholieren. Er kwamen twee Italiaanse meisjes bij ons in huis. De momenten dat zij bij ons aan de ontbijttafel of bij het avondeten zaten, voelde ik mijn beperking weer erg in de weg staan. Dan probeerde ik mijn best te doen een zo normaal mogelijke moeder te zijn, die goed zorgde voor haar gasten. Maar ik kon veel juist niet goed. Ik kon bijvoorbeeld ook niet de vertwijfeling bij een van de meisjes op haar gezicht zien toen er alleen maar melk en ontbijtgranen op tafel stonden. Ze at de ontbijtgranen zonder melk. Later begreep ik dat ze geen melk kon verdragen. Ik vermoed dat als ik de non-verbale signalen had kunnen zien, ik dat veel eerder had begrepen. Het gevoel van tekortschieten, van machteloosheid en verdriet, wordt dan weer aangeraakt.

Zo blijven er situaties voorbijkomen dat ik niet kan doen wat ik als moeder zou willen doen. De eerste studentenkamer van mijn oudste meehelpen schoonmaken, schilderen en inrichten. De gezichten van mijn zoons zien als zij hun vriendinnetjes mee naar huis brengen, en dan even een blik van verstandhouding kunnen wisselen met mijn partner. De foto's van hun vakanties zien, de filmpjes die ze maken en delen bewonderen. Er komt zoveel voorbij nu ik dit opschrijf.
Ik weet dat ik in de toekomst me iedere keer weer zal moeten verhouden tot momenten dat ik niet de moeder kan zijn die ik wil zijn. Dat ik niet op de gebruikelijke manier kan meedoen. Maar ik heb ondertussen ook geleerd dat ik mijn manier van meedoen steeds weer opnieuw vind. En dat de grond onder dat alles is: het delen van liefde voor elkaar. De vorm waarin je dat doet is dan niet van belang. Dat er liefde is en je kunt delen, dat telt.

 

< Terug naar mijn blogoverzicht