Op een wenteltrap
Het is normaal. Normaal om af en toe in de put te zitten. Normaal om het helemaal gehad te hebben met die zoveel bepalende visuele beperking. Het is normaal zo af en toe niet te weten waar je het zoeken moet. Hoe je om moet gaan met alle frustraties die de visuele beperking met zich meebrengt. Het is normaal om het soms ondraaglijk en intens moeilijk te vinden.
Iedere keer dat ik weer in die put zit, moet ik mezelf eraan herinneren dat het normaal is, moet ik mezelf eraan herinneren dat het mijn 'gewoonte' is om te denken dat er iets mis is met mij, of dat ik weer eens overdrijf. Dat dan de zelfveroordeling het overneemt, wat maakt dat ik dieper en dieper zak in somberte.
Maar juist als ik me verzet tegen dit neerslachtige gevoel, raak ik de weg kwijt. Ga ik vechten met mezelf en dan wordt het alleen maar erger. Hoewel ik verstandelijk begrijp dat ik niet moet wegrennen of vechten, duurt het een tijd voor ik me kan omkeren en kan aanzien wat me zo somber maakt.
Als ik me dan toch eindelijk omkeer en stilsta, zie ik een reeks aan pijnlijke momenten dat ik me afgesloten voel van de ziende wereld. Zie ik al dat gemis aan beelden, aan kleuren, aan gezichtsuitdrukkingen. Zie ik zo'n groot verlangen naar kunnen zien en weer mee kunnen doen. Voel ik het gemis van kunnen kiezen uit talloze mogelijkheden en zie ik de pijn van zoveel vanzelfsprekendheden die er voor mij niet meer zijn.
Als ik er echt bij kan stilstaan, er tranen om kan laten en kan voelen dat ik dit beperkte leven op dit moment zo verfoei, zo verschrikkelijk niet meer wil, als ik dit helemaal mag voelen van mezelf, dan wordt het langzaam weer lichter in mij.
In de autobiografie van de Engelse schrijfster Karen Armstrong, bekend van onder meer het handvest voor compassie, gebruikt zij het beeld van de wenteltrap. Zij ziet haar leven als een weg uit de duisternis. Die weg is niet lineair, niet steeds rechtdoor, maar cyclisch. Als een wenteltrap. Het zijn rondjes, maar je komt toch steeds een beetje verder.
Met dit beeld herken ik mijn eigen proces, dat ook ik in mijn leven ogenschijnlijk in rondjes draai, en steeds maar weer op eenzelfde punt terecht lijk te komen. Maar juist zo, al zie ik dat zelf niet altijd zo scherp en voel ik het ook niet even duidelijk, bevind ik me toch op een weg die voorwaarts leidt. Ik realiseer me dat dit vaak een onbewust proces is, dat dit in het verborgene groeit. En dan weet ik weer dat ik er wel bij moet stilstaan. Niet steeds, maar wel af en toe. Zodat ik een stap kan zetten op de wenteltrap van mijn leven. Uit het donker naar het licht.
Soms is het inderdaad zo dat dergelijke depressieve buien me dieper laten ervaren dat deze beperking definitief deel van mijn leven is. Het helpt me soms voor een stukje me te verzoenen met een werkelijkheid die nog steeds te groot is om te bevatten. Te pijnlijk, te definitief om te aanvaarden. Zo af en toe een klein stukje 'verwerken' van wat niet te verwerken valt. Want het gemis van kunnen zien, het verlangen naar het terug krijgen van wat verloren ging blijft altijd met me meelopen. Er is geen eindpunt aan dit verlies. Het is een voortdurende realiteit die niet te verteren is. Er is hooguit een status quo van ermee kunnen leven. En dan zijn er met regelmaat periodes waarin het verlies en gemis door me heen cirkelen en alle energie uit me trekken. Dan vraagt dat mijn aandacht. En al wil ik het niet, ze komen gewoon voorbij, die periodes van hard innerlijk werken. Het is normaal. Daaraan mag ik mezelf herinneren. |