Welkom bij Karin Westerink, Coaching en Training

Karin Westerink Coaching en Training

Zelf doen

Alles in mij is van jongs af aan ingesteld op zelf kunnen en doen. Zodra ik oud genoeg was om ergens alleen naartoe te gaan, deed ik dat regelmatig. Alleen de stad in, naar de bibliotheek, kleding kopen, etc. Ik deed veel alleen. Toen ik op kamers ging schilderde ik zelf mijn muren, kluste ik zelf een boekenkastje, stoelen en een tafel in elkaar. Ik bekleedde zelf kussens en twee banken. Ik kocht een naaimachine en ging mijn eigen kleren maken.

Zelf doen en kunnen stond en staat bij mij dus hoog in het vaandel. Het is belangrijk voor me. Maakt me voor een deel tot wie ik ben. Een zelfstandige, creatieve vrouw die haar eigen weg kan vinden en de dingen naar haar hand kan zetten. Het geeft me houvast, zelfvertrouwen, eigenwaarde.

Zelf kan niet meer

Mijn visuele beperking hakt erin. Met name op dit stuk. De naaimachine staat te verstoffen. Een knoop kan ik nog net zelf aannaaien, maar de juiste kleur garen uitzoeken niet. Zelf kleding maken gaat natuurlijk helemaal niet meer. Ik kan niet eens zonder hulp kleding kopen.
Muren schilderen? Dat zou een kliederboel worden. Nieuwe hoezen voor kussens maken of uitzoeken, het zit er niet meer in. Ik moet veel overlaten aan mijn partner, en kan niet eens zijn schilderwerk bewonderen of samen bepalen welke kleur past op de muur, de tuinmeubeltjes, het houtwerk van het huis. Ook kon ik mijn zoons niet helpen bij de inrichting van hun studentenkamers.

Onkwetsbaar

Zoveel mogelijk zelf kunnen doen en ook nog vaak in mijn eentje was dus vroeger voor mij vanzelfsprekend. Zo stond ik in het leven. Het belang dat ik er aan hechtte was echter dusdanig groot, dat de visuele beperking op dit vlak iets aan me zichtbaar heeft gemaakt.
Zoveel mogelijk alleen doen, kunnen en weten was er bij mij eigenlijk op gericht zo onkwetsbaar als mogelijk te zijn. Een overlevingsstrategie dat ik als kind heb ontwikkeld. Door alles onder controle te houden, niet te delen of over te laten aan een ander, kon er ogenschijnlijk niets mis gaan en zou ik ook niet gekwetst kunnen worden. Een eenzame weg. Het maakte dat ik me niet makkelijk verbond met anderen. Er was altijd een voorbehoud, ik hield veilige afstand, keek lang de kat uit de boom.
En ik trok me terug als ik me te onzeker voelde. Dan keek ik van de zijlijn toe. Bleef ik buitenstaander. Terwijl ik er eigenlijk naar verlangde erbij te horen.

Niet alleen

Nu mijn visuele beperking maakt dat ik het meeste niet meer alleen kan doen zou je kunnen zeggen dat dit lot wel extra wreed is voor mij. Maar je kunt er ook anders naar kijken. De beperking is eigenlijk een soort wegwijzer. Het leert me dat ik meer moet en kan leunen op anderen, dat ik mensen kan toelaten. Zo ga ik me steeds meer openstellen voor anderen. De controle wat meer loslaten. Wat in het begin eng is. En eigenlijk altijd wel een beetje eng blijft. Ik kan het echter niet meer in mijn eentje, maar ik zou ook niet meer willen. Hoewel ik door mijn beperking gedwongen wordt op anderen te leunen, brengt het me tevens dichter bij anderen. Stel ik me open, en blijkt het veel leuker samen iets te doen. Met een vriendin kleren kopen wordt een gezellig dagje uit. Waarom heb ik dat niet eerder gedaan?

Evenwicht

Betekent dat nu dat ik niet meer streef naar onafhankelijkheid, naar zelf kunnen en doen? Nee. Allereerst omdat het overlevingsmechanisme een deel van me blijft. Het zal als primaire reflex steeds de kop opsteken. Zeker als ik moe, niet lekker in mijn vel of verdrietig ben. Dan is deze reflex een adequate zelfbescherming.
En ten tweede weet ik nu beter wat ik nodig heb. Ik kan bewuster omgaan met wat er in mij en buiten mij gebeurt. Een evenwicht zoeken tussen zelfstandig kunnen zijn en moeten leunen op een ander. Tussen me kwetsbaar opstellen en vertrouwen op een ander aan de ene kant en goed voor mezelf en mijn noden zorgen aan de andere kant. Leunen op anderen betekent niet jezelf inleveren. Afhankelijkheid is geen wilsonbekwaamheid, je bent en blijft gelijkwaardig aan de ander. Hoewel dat misschien niet zo voelt, als je de vanzelfsprekendste dingen die je vroeger gewoon kon, nu moet overlaten aan iemand anders. Je kunt je klein, minderwaardig, machteloos en onmondig voelen. Of behandeld worden als zodanig.

Kracht en kwetsbaarheid

Mijn eigen oude opvatting van autonomie viel dus samen met onkwetsbaarheid. Als ik niemand nodig heb, kan niemand mij teleurstellen, pijn doen of verlaten. Maar ik ben niet onkwetsbaar. Niemand is dat. Weten dat anderen net zo goed bang zijn om gekwetst te worden en tegelijk behoefte hebben aan verbinding, helpt om je mens tussen de mensen te voelen. Helpt te kunnen leunen op een ander of om zelf een schouder aan te bieden. Alleen doen wordt dan een bewuste keus, rekening houdend met mogelijkheden en behoeften. En tegelijk is het een leerproces. Leren te vertrouwen op mezelf en me open te stellen voor anderen. En dan te ervaren dat ik geen buitenstaander hoef te zijn, al is mijn vermogen mee te doen veranderd en beperkt.

 

Tot slot. Door mijn goed ontwikkelde vermogen veel alleen te doen, ben ik ook een doorzetter en aanpakker geworden. Die kracht helpt me nu om het lot van mijn visuele beperking steeds weer opnieuw aan te zien en door te gaan. Geen slachtoffer te worden. Kracht en kwetsbaarheid gaan uiteindelijk hand in hand. Samen brengen ze evenwicht, ze horen bij elkaar.

© Karin Westerink

Lenny Kuhr in een radio-interview mei 2019
Als je verlies lijdt aan iets wat zo dierbaar is, ga je door een heel diepgaand proces. En wat een proces mooi maakt en eigenlijk constructief, is wanneer je dat diepste verlies kunt transformeren naar winst op een ander niveau.

 

< Terug naar mijn blogoverzicht